Boliviaanse mijnen en mijnwerkers

15 oktober 2016 - Potosí, Bolivia

Na 5,5 week hebben we Argentinië verlaten. Argentinië is daarmee het land geworden waar ik dit jaar het langst ben verbleven. Adiós Argentina!

Nu zijn we in Potosí, Bolivia. Hola Bolivia!
Potosí staat bekend om z'n hoogte: 4200 meter. Gelukkig hadden we geen hoogteziekte, alleen wat kortademig. Maar bekender nog is Potosí om de zilvermijnen.
In 1545 al vonden de Spanjaarden grote hoeveelheden zilver in de berg. De stad werd opgericht en de berg leeggehaald om de Spaanse kas te spekken. Massa's mensen, Bolivianen, kwamen naar Potosí om in de mijnen te werken. Op zoek naar geluk, rijkdom.

Op het hoogtepunt woonden er 5 miljoen mensen in Potosí. Maar de zilveraders raakten uitgeput en de Spanjaarden vertrokken. Van een hele welvarende stad raakte Potosí, maar vooral de inwoners, verzonken in diepe armoede.
Het koloniale karakter van de stad is nog steeds prachtig. Kerken, koloniale huizen, patio's, pleinen, genoeg te zien. Met nog 145.000 inwoners is weinig over van de booming city die het ooit was.
Maar de mijnen bestaan, nog steeds. En zijn, nog steeds, voor veel mensen hun enige inkomstenbron. Er werken nog 10.000 mijnwerkers in de oude zilvermijnen van Potosí.
Fey had hier en documentaire over gezien, en wist daardoor niet zeker of ze voyeuristisch concept mee wilde werken. We hebben een tourbureau gezocht dat bekend staat om z'n verantwoordelijke tours, zowel voor de mijnwerkers als voor de veiligheid in de mijnen.
Julio, onze gids, is extreem direct en grof gebekt, wat volgens hem ook nodig is in de wereld van mannen in mijnen. Passievol legt hij uit hoe met het toeristengeld de veiligheid in de mijnen wordt verbeterd. Hoe hij een aantal rechtzaken heeft aangespannen en gewonnen om corruptie tegen te gaan. Ook al is hij nogal een persoonlijkheid, we vinden het toch de moeite om aan zijn zijde de mijnen in te dan en de mijnwerkers te ontmoeten.

Eerst moeten we coca bladeren kopen om uit te delen. Je voelt minder honger, dorst, vermoeidheid als je wang vol bladeren zit. *doet me denken aan de qat bladeren die in Ethiopië massaal worden gekauwd*
Met nog flessen frisdrank en volledig omgetoverd in overall, laarzen, helm en koplamp gaan we naar de mijnschacht.

We ontmoetten Lucia, zij bewaakt de mijn. Ze verdient 600 bolivianos per maand, krap €80. Ze woont op de berg, zonder water. Armoede wordt heel zichtbaar zo.
We gaan de mijn in. Het zijn er heel veel en allemaal wordt erin gewerkt door losstaande coöperatieven.
De onze bestaat maar uit 35 mannen. Al in het begin moeten we aan de kant voor een treintje vol steen/mineralen. Aan de kant betekent omhoog tegen de wand, de mijn is niet breder dan een treintje. Minder instortingsgevaar en minder werk om de gang te hakken.

Het is donker. Heel benauwd. Super stoffig. Geen claustrofobie gelukkig want dan wordt dit echt niks. De mijnen zijn gemaakt op Boliviaanse lengte, ik ben reusachtig hier! Gelukkig heb ik een helm anders wordt het een pijnlijke gebeurtenis.

We komen bij een klein inhammetje waar Tio Jorge wordt geëerd. Hij is de duivel, een man/geit combinatie. Hij wordt onder gestrooid door coca bladeren, sigaretten en 96%alcohol. De mannen vragen om voorspoed in het vinden van mineralen en dat er maar geen ongelukkigen mogen gebeuren. Waarom Tio Jorge enorm geschapen is blijft onduidelijk :)

Na nog vele treintjes (1000kg leeg, met de hand door drie mannen geduwd en getrokken), komen we bij een stuk waar de mannen ook echt mineralen proberen te vinden. Tin, zink, led. Maar zilver is natuurlijk het belangrijkste want dat is het meeste waard.
We mogen erbij komen zitten en kletsen met hun over het werk en het leven.
Dat ze heel heel zwaar werk hebben dat super ongezond is en gevaarlijk is ons inmiddels duidelijk. Dat ze heel erg hard werken omdat ze hopen daarmee de scholen van hun kinderen te kunnen betalen zodat hen een andere toekomst wacht, is serieuze shit.
Wat heb ik een luizenleven. Ik hoef me nooit zorgen over dat soort zaken te maken en als ik ooit kinderen krijg die in de zorg zouden gaan werken zou ik retetrots wezen..

Toch hebben de mannen het ook leuk. Er worden heel veel grappen gemaakt, altijd ten koste van een van hen, er wordt veel gelachen.
En dat wij gisteren de voetbalwedstrijd Bolivia-Ecuador hebben gezien wordt ook gewaardeerd, ook al werd het 2-2..

Al met al een heel heftige ervaring die mij wel aan het denken zet, ik weet alleen niet zo goed wat ik ermee moet.

Che Guevara heeft nog wel intelligente dingen geschreven over de mijn(werkers) in zijn dagboek toen hij met de motor door zuid Amerika reed. En aangezien mijn volgende verhaal over 'el Che' zal gaan, wordt dat de afsluiter van dit verhaal.

"Spiced as they would be with the inevitable human lives-the lives of the poor, unsung heroes of this battle, who die miserably in one of the thousand traps set by nature to defend its treasures, when all they want is to earn their daily bread'.

Foto’s

3 Reacties

  1. Lillian:
    15 oktober 2016
    Wat een mooi verhaal Marieke! Dank je wel.
  2. Mara:
    15 oktober 2016
    Weer een indrukwekkend verhaal!
  3. Pieter Edelman:
    22 oktober 2016
    Nou, jullie blijken dan ook ook wel sterke vrouwen te zijn, dit om die bijzondere ontmoetingen met deze stoere macho's goed aan te kunnen gaan en af te kunnen handelen!